Bijgevoegde brief aan de beheerorganisatie

Goedendag beste leden,

In Nederland kennen we de zogenaamde Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). Dis is een bepaling voor bedrijven die gevaarlijke stoffen produceren, opslaan, gebruiken of transporteren. Van de website (https://publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl/):

“Een PGS-richtlijn is een document over de veilige opslag en de bijbehorende activiteiten met gevaarlijke stoffen. In de PGS-richtlijn staan de belangrijkste risico’s van die activiteiten voor de veiligheid van werknemers, de veiligheid van de omgeving en de brandveiligheid van die activiteiten voor de omgevings- en brandveiligheid en de veiligheid van werknemers. Daarnaast beschrijft het de mogelijke gevolgen van die activiteit voor de rampenbestrijding. De relatie met de wet- en regelgeving wordt benoemd en doelen worden zo specifiek mogelijk geformuleerd om de risico’s te beheersen en de negatieve effecten voor mens en milieu te beperken.”

PPGS-15 omvat de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen gericht op brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid. De huidige PGS-15 is een interim en wordt nu herschreven met vernieuwde maatregelen. Helaas zijn een aantal van de maatregelen niet aansluitend bij het doel dat ze nastreven. Om deze reden heeft de NWBA samen met vier andere brancheverenigingen, te weten BETA, NOVE, VFIG en VVG, meegewerkt aan een document met corrigerende commentaren. Begin volgende week worden deze commentaren in de betrokken commissie besproken en zullen we hopelijk meer details kunnen delen.

Commentaren:

Paragraaf 1.2.1 Tabel 2 Reactie op ondergrenzen

Voor gassen gelden de volgende ondergrenzen in de PGS 15 (deze ondergrenzen gelden ook onder het Bal):

  • voor ammoniak en ethyleenoxide is de ondergrens 25 liter (andere giftige of bijtende gassen zijn helemaal uitgezonderd van de PGS 15);
  • voor brandbare gassen is de ondergrens 125 liter;
  • voor overige gassen is de ondergrens 1000 liter.

Reactie 1:          

Tabel 2 van de PGS 15 kent een voetnoot B waar staat: “Dubbele ondergrenzen” met verwijzing naar het Bal. Onduidelijk is wat daarmee wordt bedoeld.

Reactie 2:          

Het is onduidelijk waarom de ondergrenzen in de PGS 15 (en Bal) zover uit elkaar liggen. Met name voor brandbare gassen (125 l) in relatie tot de overige gassen (1000 l) is het verschil groot zonder dat daar onderbouwing voor is opgenomen in de PGS 15.

In de toelichting van het Bal staat hierover het volgende:

Dit betekent dat een buitenopslag van overige gassen een drempel kent van 1000 liter. Een dergelijke kleine opslag is geen milieubelastende activiteit volgens het Bal en valt eveneens niet onder de PGS 15. Kortom: hier zijn geen grenzen voor en ook geen afstandseisen. Voor brandbare gassen is deze grens gesteld op 125 liter. Volgens het Bal is deze ontleend aan de PGS 15. Onduidelijk is waar die op is gebaseerd. Kan de werkgroep dit toelichten?

Mogelijk is de energie-inhoud betrokken bij het bepalen van de verschillende ondergrenzen. Vanuit die gedachte is het mogelijk dat de “1000-punten regeling” uit het ADR betrokken is geweest bij het bepalen van de ondergrenzen in de PGS 15.

Immers, ook voor ADR 3 vloeistoffen (verpakkingsgroep III) geldt een ondergrens van 1000 liter in zowel Bal als PGS 15. Dit betekent dat zowel voor de overige gassen als voor de ADR 3, VG III de ondergrenzen overeenkomen met de 1000-punten regeling uit het ADR, die feitelijk ook een ondergrens/vrijstellingsgrens vertegenwoordigt.

Volgens het Bal is het argument voor de ondergrens van 1000 liter dat risico’s voor de omgeving beperkt zijn. De vraag die opkomt is hoe het risico voor de omgeving van een 125 liter opslag brandbare gassen (in onbrandbare gasflessen) zich verhoudt tot 1000 liter ADR 3 vloeistoffen in (kunststof)verpakking en/of een opslag van 1000 liter overige gassen. Heeft het PGS 15 team die vraag betrokken in het vaststellen van de ondergrenzen en wat daarover de conclusie?

De branches zijn van mening dat het een logische werkwijze zou zijn om voor brandbare gassen tenminste dezelfde ondergrens/vrijstellingsgrens te hanteren als wordt gedaan in de 1000-puntenregeling uit het ADR. Het ADR maakt immers al onderscheid in de diverse gevaar eigenschappen en klassen. Hiermee is er sprake van een onderbouwde ondergrens die aansluit bij het ADR en Europese regelgeving. Dit komt ook de werkbaarheid en handhaafbaarheid ten goede.

Het voorstel van de branches is dan ook om de ondergrens voor brandbare gassen in de PGS 15 gelijk te stellen met de 1000 puntenregeling uit het ADR. Mocht de werkgroep kunnen onderbouwen dat een dergelijke ondergrens vanuit de risico’s niet acceptabel zou zijn, dan zijn de branches van mening dat deze grens op zijn minst gehanteerd zou moeten worden voor wat betreft het van toepassing verklaren van de eisen uit M94/M95.

M94

In M94 wordt voor een opslagsituatie boven de ondergrenzen een WBDBO van 60 minuten geëist.

M94 stelt dat deze WBDBO ook behaald kan worden met afstand, welke kan worden aangetoond met een berekening (NEN EN 6068). Voor brandoverslag op een bouwwerk moet worden uitgegaan van 15 kW/m2, voor straling op een open (gasflessen)opslag geldt een maximum van 10 kW/m2. Een afstand van 5 m geeft een reductie van 30 min, 15 meter afstand geeft een reductie van 60 minuten.

M94 is in principe ook van toepassing op gasflessen (voor wat betreft het gedachte goed) maar M95 geeft feitelijk de nadere uitwerking daarvan.

 

Reactie 3:  NEN EN 6068

De NEN EN 6068 is een norm die recent nieuw is gepubliceerd. Het proces van totstandkoming van die norm is niet transparant verlopen. De norm is eveneens niet vrij beschikbaar, zelfs niet in de commentaarronde. Daarnaast is het aanschaffen van alleen de NEN EN 6068 onvoldoende aangezien er in deze norm verwezen wordt naar een veelheid aan andere normen.


 

M95

M95 stelt 15 meter als basisuitgangspunt voor aan te houden afstand bij een buitenopslag (dit is bedoeld als praktische invulling van M94). Hiervan kan worden afgeweken met een stralingsberekening of aanvullende maatregelen (afscherming, koeling). Voor de straling op de gasflessen (door een brand in de omgeving) dient te worden uitgegaan van 10 kW/m2 als maximum.

Reactie 4:  De 15 meter

Waar is deze 15 meter op gebaseerd?

Wat is de reden om deze afstanden zoveel strenger te maken dan voorheen: 5 m (tot 2500 liter) respectievelijk 10 m (boven 2500 liter)?

Kan de PGS 15 werkgroep de noodzaak tot het voorschrijven van deze grotere afstand onderbouwen met incidenten? De branche ontkent niet dat er incidenten zijn met gasflessen, echter naar inzien van de branche zijn deze ongevallen ontstaan door onjuist gebruik of onjuiste omgang met gasflessen. De branche kent geen serieuze incidenten in een normale buitenopslag situatie met gasflessen waarbij voldaan werd aan de huidige PGS 15 afstanden (5 en 10 meter) en er ondanks dat toch escalatie optrad.

De huidige/bestaande afstanden zijn mogelijk (mede) gebaseerd op de NFPA 55. Waarom kan daar niet bij aangesloten blijven? Deze afstanden sluiten ook veel beter aan bij wat in het buitenland wordt gehanteerd. Gelet op het “level playing field” dient daar toch ook rekening mee te worden gehouden.

Duidelijk is dat voor de gehele branche (en met name het MKB – waar vaak geringe hoeveelheden gasflessen in opslag aanwezig zijn) de enorme aanscherping in M95 (15 meter, ongeacht hoeveelheid) een groot probleem wordt. 

De verwachting is dat zeker 3000 tot 5000 (meestal kleinere) bedrijven hiermee gedupeerd worden. Door de introductie van de 15 meter,  dan wel de aantoonplicht om met een complexe stralingsberekening of extra maatregelen gelijkwaardigheid te bereiken, worden deze bedrijven met  extra acties en kosten geconfronteerd, zonder dat er altijd een goede oplossing voorhanden is. Veelal is de noodzakelijke 15 meter namelijk niet aanwezig op de bedrijfslocatie. Ondernemers kunnen dan niet anders dan hoge kosten maken, zonder dat het extra veiligheidsdoel hiermee aantoonbaar wordt bereikt. Daarnaast moet het risico niet onderschat worden dat, bij het stellen van onredelijke en vergaande, onbegrijpelijke eisen, (kleinere) bedrijven soms zelf andere ‘creatieve oplossingen’ gaan bedenken.

Voor de branche is vooral onduidelijk welk probleem nu is beoogd op te lossen. Zijn er daadwerkelijk aantoonbaar zoveel incidenten met gasflessen opslagen buiten waarbij er brand ontstond in het gebied tussen 5 en 15 meter afstand van deze opslagen? De NFPA 55 heeft immers ook altijd vele kleinere afstanden als veilig gehanteerd. Dit geldt ook voor de buurlanden waar nergens deze grote afstanden gelden voor gasflessen opslagen buiten, zeker niet voor de kleinschalige opslagen.

Uit enig onderzoek is gebleken dat deze 15 meter vermoedelijk afkomstig is uit een kennisdocument van het IFV voor Brandoverslag waarbij 15 meter als veilige afstand wordt genoemd. Bij het aanhouden van deze afstand zou brandoverslag niet kunnen plaatsvinden. Wanneer deze afstand wordt gelezen in combinatie met M94, dan komt 15 meter overeen met een warmtestraling van maximaal 15 kW/m2 op het gebouw ongeachte het type brand.

Als dit inderdaad de herkomst zou zijn, dan is de vraag of het logisch is om deze afstand ook zo maar te hanteren in relatie tot een gasflessenopslag in een buitensituatie. Immers, voor brandoverslag naar een gebouw houdt het genoemde document 15 kW/m2 aan die dus in verhouding staat tot 15 meter of 60 min WBDBO. Hiermee wordt brandoverslag naar een gebouw min of meer gelijk gesteld met het opwarmen en falen van een gasfles in een opslagsituatie buiten. In het ene geval wil je brandoverslag voorkomen (ongeacht het type brand) en in het andere geval wil je aanstraling beperken. Dat zijn twee verschillende dingen. Denk daarbij ook aan het feit dat gasflessen in een bundel staan en elkaar afschermen. Gasflessen worden bij een omgevingsbrand ook niet alzijdig aangestraald. Daarnaast gaat een gasfles zelf natuurlijk niet branden.

Er wordt in de PGS 15 van uitgegaan dat een gasfles 20 minuten (gemiddeld) kan weerstaan bij een aanstraling met 10 kW/m2. De test waarop dit is gebaseerd lijkt niet representatief voor de situatie van het aanstralen van een gasfles op afstand (in de testsituaties staat de gasfles namelijk midden in de brandhaard).

In het hiervoor genoemde kennisdocument staat in de inleiding overigens het volgende: “Bouwregelgeving gaat ervan uit dat brandoverslag naar een ander perceel voorkomen kan worden met preventieve maatregelen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat bij een afstand van 15 meter of meer er eigenlijk geen brandoverslag kan plaatsvinden. Het is onbekend waar dit uitgangspunt op gebaseerd is.“

Hieruit is af te leiden dat de 15 meter ook niet goed onderbouwd is, en feitelijk net zo onzeker is als elke andere afstand.

Gelet op voorgaande punten is het naar de mening van de branches dus erg discutabel om deze 15 meter ook voor gasflessen over te nemen.

Het voorstel is daarom de 15 meter te laten vervallen en terug te vallen op de oude afstanden, zeker voor de kleinere opslagen van gasflessen.

Reactie 5: Onduidelijkheid

M95 is op punten onduidelijk geformuleerd.

Hieronder enkele voorbeelden van bedoelde onduidelijkheid:

  1. In de eerste zin staat dat M95 geldt in afwijking van M94 mits er een aanstralingsrisico in de omgeving kan optreden. Onduidelijk is wat er met een aanstralingsrisico wordt bedoeld. Geldt dat ook als er bijvoorbeeld op 7 meter verderop een restafvalcontainer of een aanhangwagen geparkeerd staat of een loods staat met opslag van metalen. En wat als er een boom of struik op 5 meter staat. Als zodanig dient de term aanstralingsrisico verduidelijkt te worden met praktische voorbeelden uit de praktijk om te voorkomen dat voor elk aanwezig brandbaar item een stralingsberekening wordt gevraagd of 15 meter afstand moet worden aangehouden. Immers: als er geen of zeer beperkt aanstralingsrisico is, dan geldt M95 dus niet.  Zoals het er nu staat zou kunnen worden afgeleid dat elk brandbaar item binnen 15 meter wordt gezien als een aanstralingsrisico. Een idee zou kunnen zijn om aansluiting te zoeken bij de systematiek van de PGS 19. Daar is bijvoorbeeld gesteld dat objecten met een vuurbelasting kleiner dan 8 kg vurenhout equivalent per m2 niet relevant zijn en er dan dus geen aanstralingsrisico is. Tevens zou met enkele voorbeelden inzicht kunnen worden gegeven hoe vurenhout equivalenten kunnen worden bepaald.
  2. Er staat “Deze praktische benadering mag…”. Onduidelijk is waar dit op slaat? Op het bushokje dat als buiten opslag mag/moet worden gezien, of op de 15 meter eis? Vermoedelijk het laatste.
  3. Er staat “Wanneer de afstand wordt bepaald.. voldoet … de berekende afstand…”. Bedoeld is vermoedelijk dat deze afstand dan geldt “in afwijking van de eerder genoemde 15 meter.” Verzocht wordt om dit ook zo opschrijven.

 

Reactie 6: De stralingsberekening

Als niet kan worden voldaan aan de afstand (nu nog 15 meter) mag met een stralingsberekening een andere afstand worden onderbouwd. De stralingsberekening moet voldoen aan de NEN EN 6068 (zie commentaar bij M94). Zoals al eerder opgemerkt is het onevenredig belastend om (bijna) elk bedrijf dat niet aan de 15 meter afstandseis kan voldoen een dergelijke stralingsberekening uit te laten voeren. Voor grote bedrijven zal dit wellicht niet zo’n probleem zijn, maar voor kleine bedrijven zeker wel. Met name de PGS 15 moet heel vaak door juist kleine bedrijven worden toegepast. In combinatie met de introductie van de 15 meter-eis zal dit er toe leiden dat er enorm veel van dit soort stralingsberekeningen moeten worden gemaakt, waar deze kleine bedrijven dan weer dure expertise voor moeten inhuren. Dit is onacceptabel. Voor de kleine bedrijven dient een eenvoudige systematiek te worden bepaald om afstanden zelf te berekenen.

Het mooie is dat dit al eens is gedaan. In de PGS 19 zijn hiervoor uitgewerkte voorbeelden opgenomen ter ondersteuning. Dergelijk

Wilt u meer weten of hier bij betrokken worden, dan kan dit. Stuur uw reactie aub naar de voorzitter, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

https://nipv.nl/wp-content/uploads/2022/02/20180921-BA-Brandoverslag-Handelingsperspectief-en-literatuuronderzoek.pdf

nwba lang logo wit

Nederlandse Waterstof en
Brandstofcel Associatie

 info@nwba.nl

Leden

Direct contact